Mees

Die/hen (50)

Leestijd: 3 minuten

“Ik ben opgegroeid in een dorp in Limburg. Het voelde heel ver van alles. Ik paste niet. Mijn ouders snapten niet wie ik was, de wereld rondom mij ook niet echt. Ik wilde profvoetballer worden, wat dan helemaal niet bleek te kunnen. Er bestond geen voetbalclub voor meisjes en met de jongens mocht ik niet meespelen. Dus deed ik het maar op mijn eentje. Ik was dagelijks uren bezig met mezelf te leren voetballen. Ik heb als 12-jarige eens tijdens een sportkampje lang kunnen volhouden dat ik een jongen was. Tot we op de laatste dag een voetbaltoernooi hielden en de jongens allemaal hun T-shirt moesten uitdoen omdat er geen hesjes waren. Ik ben keihard gaan lopen. Toen had ik het door: ‘Dit gaat niet meer lukken hé.’ Dat was wel erg. Ik voelde me echt alleen op de wereld.

Ik heb altijd het gevoel gehad dat er iets wrong. Toen ik jong was, was daar taal noch ruimte voor. Eind 40 kwam ik op een kantelpunt, zo van: ‘Ofwel doe ik hier nu nog iets mee, ofwel moet ik het laten passeren.’ Met heel veel schrik ben ik dan naar het Transgender Infopunt gegaan. Dat was heftig. Ik had het gevoel dat ik daar een potje ging opendoen zonder te weten wat eruit zou komen.

Portret van Mees' reflectie in de spiegel.

Ik heb het aan mijn kinderen verteld tijdens een picknick. Ik was heel blij en opgelucht dat ik het kon delen. Kinderen zijn ook niet dom. Ze hebben misschien nog geen taal, maar ze voelen wel dingen aan en zien de veranderingen. Hun reactie was vooral: ‘Als jij je daar beter bij voelt, dan is dat toch gewoon zo.’ Ik vond dat heel mooi. Aan mijn moeder heb ik het nooit verteld. Ze was ziek en haar levenskwaliteit leed er enorm onder. Door de tumor in haar hersenen had ze veel symptomen van dementie. Ik dacht telkens: ‘Kan ik haar hier nog mee belasten? Gaat ze dit nog kunnen plaatsen?’ Ik had niet dat idee en mijn kinderen ook niet. Ik ben nog veel bij haar geweest en we hebben wel fijne momenten gehad. Maar dat stuk moest ik ‘uitzetten’ als ik bij haar binnenging. Dat was lastig, maar ik heb het gedaan. Nadat ze stierf, voelde ik dat het voldoende was. Nu moest er plek voor gemaakt worden.

Tijdens mijn job sta ik veel voor groepen. Er is een tijd geweest dat ik niet over voornaamwoorden begon. Het maakte me eigenlijk heel kwetsbaar om dat gesprek te vermijden. Er was een stuk van mezelf dat ik niet bracht. Maar die tijd is voorbij. Voor iedere keer dat ik het wel doe, zijn er mensen die mee zijn met het thema en maak ik ruimte voor iemand anders om te zijn wie die is. Ik kan in mijn rol gewoon zeggen: ‘We doen een rondje en je zegt je naam, je voornaamwoorden en hoe je erbij zit.’ Vaak wijk ik als enige af van wat mensen op voorhand verwachten. Dan zeg ik dat ze voor vragen bij mijn cis collega terecht kunnen, als die er is. Dat is wel tof, dan moet ik heel die uitleg niet meer doen. Het is langzaam zo gegroeid dat ik meer op mijn collega’s kan rekenen hierbij. In het begin vond ik dat ik het allemaal zelf moest oplossen, maar na een tijd weet je beter wat je nodig hebt en durf je meer ruimte in te nemen.

Mijn kinderen zijn nu 21, 19 en 18. Ik schrik daar altijd even van. Maar het is op zich ook leuk, want je groeit samen. Ik vind onze gesprekken altijd heel boeiend. Ook om te zien wie zij aan het worden zijn. En hoe ze elk op hun eigen manier hun weg zoeken. Mijn oudste leek in de lagere school heel erg op mij. Niet echt deel van de categorie ‘meisje’, maar ook geen jongen. Die hing daar wat tussen, je zag dat ook op foto’s. Als er klasactiviteiten waren, was zij degene die tussen de twee groepen stond. Ik heb wel momenten gehad waarop ik bezorgd was dat ze het voor zichzelf niet kon benoemen. Ik heb het daar met haar over gehad, nog voor ik goed besefte dat ik er zelf mee worstelde. Ze heeft altijd gezegd dat ze zich comfortabel voelt in haar lichaam. Dus ja. Het is fijn dat ze daar gewoon haar weg in gezocht heeft. Ze speelt ook voetbal, bij Anderlecht.”

Mees is te zien via een ovale spiegel. Naast hen is in de achtergrond Lex, de fotograaf, te zien met de camera. Mees kijkt naar Lex en lacht.